Er zijn vele methoden om zelf koninginnen te telen. Iedere methode heeft in de praktijk zijn voor- en nadelen. Soms is de omvang van het teeltdoel in aantallen koninginnen bepalend. 

• Wil je maximaal tien koninginnen telen, dan kun je de teelt bedrijven met een sterk bijenvolk in bijvoorbeeld een spaarkast. Dit volk kan dienen als starter en als pleegvolk.
• Streef je naar aantallen van 10 tot 20 moeren, dan is een verzamelbroedaflegger (VBA) een goed middel.
• Wil je 20 tot 30 moeren telen, dan kun je kiezen voor een begin met een echte starter en daarna overgaan naar twee moergoede pleegvolken.
• Bij nog grotere aantallen kun je werken met een combinatie van een sterk volk en een VBA.

In de onderstaande video zie je de oogst van 22 gesloten doppen (100%) op dag 6 van het larvale stadium vanuit een moergoed bijenvolk in een topkast. De doppen worden op dag 5 of 6 overgeplaatst naar een broedstoof, zodat het vervolgtraject onder geconditioneerde omstandigheden plaats vindt. Uiteraard kun je de gesloten doppen ook in het volk laten. Dan moet je de dag voor het uitlopen de doppen kooien, het liefst met 5 a 6 bijtjes in het kooitje voor de verzorging van de jonge moeren na het uitlopen. Je kunt ook voorzichtig wat honing in de bodem van de kluisjes doen. Vooral eigen honing hiervoor gebruiken. Houd wel de moerroosters om het teeltraam want de bestaande moer kan zich vijandig gedragen tegenover de jonge moeren. Bij vroegtijdig kooien (direct na sluiten) loop je het risico op afkoeling van de poppen in de doppen. 

Het geheim van mooie doppen zit 'm in de welvaart van het verzorgende volk en in de details van de teelt. Veel goed doorvoede huisbijen in een sterk volk en aanvullend stuifmeel en voer maken het plaatje compleet.

Ben Som de Cerff, hobby-imker en docent koninginnenteelt